Beugelsdijk: ‘Mijn moeder zei, die jongen is gewoon beter dan jij Tommie’
De cultstatus van ADO Den Haag-clubheld Tom Beugelsdijk heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen en onlangs werd de centrale verdediger uitgeroepen tot ‘Hagenaar van het jaar’. Genoeg reden voor Voetbalzone eens op de koffie te gaan in het Kyocera Stadion en uitgebreid te kletsen met ‘Tommie’ over zijn herkomst, carrière en ambities voor de toekomst. Vandaag deel één van dit tweedelige interview over zijn jeugd en ontwikkeling bij ADO Den Haag.
Tom, wat voor jongen was jij toen je opgroeide?
“Ik denk een hele nette, sociale en lieve jongen. Goed opgevoed en altijd met voetbal bezig op pleintjes, kunstgrasveldjes en bij mijn oude amateurcluppie RVC Rijswijk. Zelfs toen ik bij ADO Den Haag ging voetballen ging ik na de training weer naar RVC. Je kent het wel, doorlopertje, tienen en dat soort spelletjes tot ’s avonds laat. Mijn moeder was dan in de kantine met haar vrienden en ik voetbalde tot het donker was. Het was voor haar ook een uitje, met die ouders allemaal gezellig met een drankje erbij, je kent dat wel.”
Hoe was de gezinssituatie bij jou thuis en wat was de rol van voetbal?
“Ik ben met mijn moeder en broer opgegroeid; hele warme, lieve mensen. We zijn heel close met zijn drieën. Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik jong was en sindsdien is er geen contact meer met mijn vader. Van jongs af aan was ik bezeten door voetbal. Ik was niet geïnteresseerd in knuffels of spelletjes, het was altijd een bal. Ik had wel vijftig verschillende. Om bij Rijswijk te mogen voetballen moest ik zes zijn en op mijn verjaardag zijn we gaan inschrijven. Al snel merkte ik dat ik het wel aardig kon. Toen ik tien jaar was, werd ik gescout en kwam ik terecht bij ADO Den Haag.”
Dat lijkt me wel even omschakelen, hoe was dat als jong jochie?
“De eerste twee weken vond ik het niet leuk. Ik miste al mijn vrienden en bij ADO Den Haag zaten totaal andere jongens en sommigen zaten er al sinds de F’jes. Ik dacht echt: ‘Wat doe ik hier?’ Het was even lastig daar tussen te komen, maar na drie weken had ik weer nieuwe vrienden en ging ik heel goed met die gasten om. Maar in het begin dacht ik: ‘Ik ga weer lekker terug naar Rijswijk!’”
Hoe verging het je sportief als nieuweling bij een profclub?
“De eerste drie jaar was ik basisspeler tot ik op een gegeven moment in de B’s kwam. Dat waren achteraf gezien twee lastige jaren, want ik speelde niet. Ik had destijds echter niet echt in de gaten dat het moeizaam ging. Ik bleef gewoon hard trainen en had veel plezier in de minuten die ik mocht invallen. Kleine dingen gaven me al veel plezier, zoals het winnen van een kopduel. Ik was altijd de kleinste in mijn team en rond die tijd schoot ik in de groei. Binnen drie jaar was ik de langste, maar tijdens die periode lukte weinig. Soms viel ik gewoon in een keer om, haha. Dan wilde ik in mijn hoofd wat, maar dan kwam die bal heel ergens anders. Echt, het zag er soms totaal niet uit.”
Werd je daar onzeker van op die leeftijd?
“Nee, Ik heb nooit aan mezelf getwijfeld omdat ik altijd zoveel plezier heb gehad. Ik vond het spelletje zó leuk, zelfs in de periode dat ik niet speelde. Die jongens waren toen ook gewoon beter, dus daar leer je ook wel mee leven. Mijn moeder zei ook altijd tegen mij: ‘Tom, op dit moment is die jongen beter dan jij, maar wie zegt dat dat over een jaar nog zo is?’ Daar heb ik altijd mijn vertrouwen uit geput. Ik begon als centrale verdediger en heb ook nog een tijdje als back gespeeld. Maar toen ik lengte kreeg, werd ik daarvoor te langzaam en ging ik terug naar het centrum.”
Uiteindelijk haal je het eerste, hoe was dat debuut?
“Heel spannend! Ik mocht een paar minuten invallen tegen VVV-Venlo. Dat had echt met blessures te maken, dus het bood totaal geen garantie op meer speeltijd. Het was voor mij altijd een droom geweest om in het eerste te spelen. In de jeugd kreeg ik een seizoenkaart en heb in die tijd bijna geen thuiswedstrijd overgeslagen. Dan denk je alleen maar: ‘Ik wil ooit in het eerste spelen, al is het maar één minuut.’ Na die invalbeurt is het heel snel gegaan, maar ik had ook wel de mazzel dat veel jongens door blessures niet beschikbaar waren. Daarnaast deed ik het naar behoren in de duels, dus ik gaf de coach geen reden me te wisselen, maar ik was wel heel gespannen.”
Je eerste basisplek was thuis tegen Ajax, wat weet je daar nog van?
“Ik weet nog goed dat ik van uit het niets van de coach te horen kreeg: ‘Tom, je staat morgen tegen Sana’. Dat was die Zweed, weet je wel? Ik had het helemaal niet aan zien komen. Toen ik thuiskwam, mijn moeder vroeg: ‘Hoe was je training?’ en ik moest vertellen dat ik in de basis zou staan tegen Ajax, voelde ik hem wel even. Eenmaal op het veld bleek Sana trouwens helemaal niet te spelen en stond Ryan Babel op zijn plek. Dat had de trainer ook niet verwacht, maar ik speelde wel gewoon. In die wedstrijd knikte ik de 1-0 binnen en dat was het mooiste dat ik ooit had kunnen dromen en speelden we uiteindelijk met 1-1 gelijk. Gelukkig maar, want als het alsnog 1-5 wordt, ben je zo weer geofferd. Ik speelde niet goed, maar wel degelijk en zonder risico. Ik heb mijn kans gekregen en gegrepen.”
Na twee seizoen kwam FSV Frankfurt, heb je daar lang over getwijfeld?
“Zeker, want ik had van ADO Den Haag ook een aanbieding gekregen en kon ook naar Birmingham en Blackpool. Dat laatste viel voor mij meteen af. Ik ben daar wezen kijken en het was Kijkduin, maar dan tien keer lelijker. Echt, daar wil je nog niet dood gevonden worden. Ik dacht meteen: hier ga ik niet wonen, want dan word ik gek. Birmingham had een fantastische accommodatie, alleen hadden die zo’n grote selectie dat het perspectief veel minder was. Je weet dat je bij zo’n club na twee slechte wedstrijden op de tribune zit. De kans op speeltijd was wat dat betreft groter in Duitsland en daarnaast was het een gemoedelijke club en was het aan te rijden. Als er thuis iets was, kon ik -boem- naar huis indien nodig. Frankfurt is een super stad met veel toeristen en ik woonde in het centrum.”
Na ruim een jaar kwam je weer naar Nederland, hoe kijk je nu terug op dat avontuur?
“Ja, geweldig! Ik heb er vijftien maanden gezeten en het eerste seizoen 28 van de 34 wedstrijden gespeeld. We zijn er in gebleven en hebben daarmee de doelstelling behaald. Het tweede jaar was wat minder; er kwam een nieuwe trainer en die zei gewoon heel eerlijk: ‘Tom, ik neem twee centrale verdedigers mee en jij bent niet mijn nummer één’. Dus ik zei: dan ga ik knokken en vechten tot je me wel nodig hebt. Een week later kreeg ik echter een aanbieding van ADO voor drie jaar en toen dacht ik: die ga ik gewoon pakken.”