De kleurrijke muis in de grijze massa
Een bitterkoude Amsterdamse februarizaterdagochtend aan de Haarlemmerweg. Op een achterveldje van DWS vindt een wedstrijd plaats tussen de D3-elftallen van de roemruchte gastheren en DCG. Met nog een minuut of vijf te gaan staan de gasten op een 0-1 voorsprong en rechts op het middenveld komt een mannetje in balbezit, hetzelfde mannetje dat geschreven heeft wat u nu zit te lezen. Ik dus.
Ik kan de bal niet kwijt. Sta ingesloten door een blauwzwarte muur. Opeens ontwaar ik enkele meters buiten de zijlijn een flinke sloot. Zonder verder na te denken, zonder zelfs maar te doen alsof er enige intenties zijn om iets anders te doen jank ik de bal met een mooie trap het water in. Geen van de toeschouwers of voetballers, het merendeel is inmiddels ook vastgevroren, onderneemt een serieuze poging om het speeltuig uit die vieze plomp te plukken.
Als de reservebal uit de kantine eindelijk gearriveerd is, komt een bestuurslid de scheidsrechter melden dat hij onmiddellijk af moet fluiten, omdat er nog een heel schema van wedstrijden afgewerkt dient te worden. DWS is woedend, maar wij hebben de punten. De trainer van D3, niet bepaald een complimentenmachine, bromt ‘goede actie’ of iets in die trend. Op de fiets terug verwondert mijn vader zich over deze actie.
“Op deze manier is het spelletje toch niet leuk meer?”, vraagt de goede man. Ik zeg hem dat hij het niet begrijpt. Op zich zit daar een kern van waarheid in, mijn vader was een voetbalhater van het niveau José Mourinho: hij verafschuwde het spel. Zo’n man ziet het als een stom spelletje. Over promotie naar de eerste klasse en een uitwedstrijd bij een titelconcurrent winnen heeft hij zich nooit een moment druk gemaakt.
Want wie in het weekend de televisie aanzet zal niet de indruk krijgen dat voetbal ‘maar een spelletje’ is. Het tijdrekgedrag van profvoetballers moet wel heel ernstig zijn als dit doorslaat op jongetjes van een jaar of elf die in de tweede klasse pleziervoetballen. Als je een spelletje leuk vindt is het toch heel onnatuurlijk om doelbewust de laatste vijf minuten van dat spelletje te saboteren? Trainers en spelers geven na afloop bloedserieuze interviews, bijna altijd met een humorgehalte dat ongeveer gelijk ligt aan dat van Hans Teeuwen.
Een beetje trainer in de Premier League ging na afloop van een gewonnen wedstrijd voor de camera staan met de lichaamsuitdrukking van iemand die net heeft gehoord dat hij vijf jaar lang in Tilburg moet gaan wonen. Of dat hij geopereerd moet worden in het ziekenhuis van Spijkenisse. Of iemand die van een treurige filiaalchef met een kerstmuts op z’n kop het vlees in de supermarkt moet uitdelen.
Tot augustus 2010. Er schiet bij Match of the Day een klein kaal mannetje het scherm op: de wereld maakt kennis met Ian Holloway, intimi en bewonderaars mogen ‘Ollie’ zeggen. Op de een of andere manier heeft de ex-voetballer uit Bristol de door de trainerscursus opgelegde mediatrainingsessie in Pyongyang kunnen ontlopen.
Daardoor is hij de laatste trainer van het vrije woord, een anarchist in pak, Che Guavara langs de zijlijn. In alles de tegenpool van Steve ‘we vonden het heel fijn om al vroeg op voorsprong te komen, want met een voorsprong heb je een grotere kans om de wedstrijd te winnen’ McClaren. Een uitzondering op alle grijze muizen met een chagrijnige smoel. Laten we hem inluiden met een voorbeeld. Ollie, na een gewonnen wedstrijd.
“To put it in gentleman’s terms if you’ve been out for a night and you’re looking for a young lady and you pull one, some weeks they’re good looking and some weeks they’re not the best. Our performance today would have been not the best looking bird but at least we got her in the taxi – after grinding out a win.”
Die zaterdagavond in augustus daarentegen had niets met ‘grinding out’ te maken. Ollie’s Blackpool had met liefst 4-0 gewonnen bij Wigan Athletic. De trainer glunderde van oor tot oor en dat zou het hele seizoen niet veranderen. Roberto Martínez kwam niet verder dan ‘je moet klaar zijn voor het begin van het seizoen’. In dat interview keek de Spanjaard zo boos dat hij in één klap zijn transfer naar Everton verdiende, want het is managers op Goodison Park contractueel verboden om te lachen.
Ook toen de Tangerines een week later met 6-0 door de fileermachine van Arsenal gingen bleef Ollie een heel blij mannetje. Met aanvallend voetbal en een salarisplafond waar Wayne Rooney amper een half uur een bordeel mee kan bezoeken baanden de Seasiders zich een weg door de Premier League. Na 38 wedstrijden leverde dit evenveel doelpunten op als nummer vijf Tottenham Hotspur en een heel jaar gratis topcabaret, maar voor lijfsbehoud kwam de club één puntje tekort. Liverpool werd tweemaal verslagen en de nieuwkomers joegen kampioen Manchester United tot tweemaal toe de stuipen op het lijf.
Toen Ollie op Old Trafford te oreren stond was hij net gedegradeerd. Toch was hij trots en blij, hij had een goede tijd gehad. Op dat moment besefte ik me dat mijn vader had. Voetbal is een spelletje. Winnen is leuk, maar zeker niet heilig. Belangrijker is dat je er plezier in hebt. Bij de meeste degradanten zijn lachende gezichten even schaars als overwinningen, maar op Bloomfield Road werd genoten. De karakteriserende grijns verdween nooit van Ollie’s smoel.
Het grote nieuws: Ollie is terug! Zijn Crystal Palace is vorig jaar gepromoveerd(hetgeen de trainer overigens vierde door in de kleedkamer te dansen) en speelt over twee weken zijn eerste wedstrijd thuis tegen Tottenham Hotspur. Zondag 18 augustus, uurtje of elf ’s avonds: Match of the Day. Het staat in mijn agenda. Een seizoen Ollie zal garant staan voor doelpunten, spektakel en veel humor.
Van mij mag hij alles leren, de man die mij een les leerde die ik van niemand anders zou hebben aangenomen. Ollie is mijn held. En het is maar goed dat er zich rondom het veld op Selhurst Park geen sloot bevindt…