Duplan: ‘Met een brok in de keel heb ik de beslissing genomen’
Édouard Duplan voetbalt tien jaar in Nederland. De vrolijke Fransman tekende in de zomer van 2006 op 23-jarige leeftijd bij RBC Roosendaal. De lichtvoetige buitenspeler reisde vervolgens via Sparta Rotterdam naar FC Utrecht en komt sinds vorig seizoen uit voor ADO Den Haag. Voetbalzone sprak naar aanleiding van zijn tienjarig jubileum met Édouard en keek met hem terug op een decennium voetbal in Nederland, de manier waarop hij tegen het Franse elftal aankijkt en zijn overstap van FC Utrecht naar ADO Den Haag. Vandaag deel één van het drieluik waarin hij vertelt over zijn komst naar de Eredivisie, hoe het was om zijn vaderland te verlaten en zijn ambities voor de toekomst.
Édouard, hoe ben je eigenlijk in Nederland terecht gekomen?
“Dat is eigenlijk best een gek verhaal. Mijn zaakwaarnemer had contact met Rob Meppelink, de toenmalige coach van RBC Roosendaal. Ze waren elkaar tegen gekomen bij een wedstrijd en vervolgens had hij een speler voorgesteld. Rob wees die speler af, waarna die uiteindelijk door Paris Saint-Germain werd gekocht. De keer daarna werd ik voorgesteld en heeft hij me aangenomen, hoewel hij nog niet veel van me wist. Ik speelde toen in de tweede divisie in Frankrijk en we zouden degraderen. Ik kon blijven, maar wilde niet de derde divisie ingaan. Het leek me leuk iets nieuws mee te maken en ben gewoon vertrokken. RBC was net gedegradeerd naar de Eerste divisie en wilde direct terug promoveren. Ze hadden een mooi elftal om aan te bouwen en het zag er goed uit.”
Wat wist je van Nederland toen je Frankrijk verliet?
“Ik wist toen eigenlijk nog niet veel van Nederland, maar het trok me wel. Het wordt door veel Fransen gezien als een land waar men open en vriendelijk is en waar het leven gemakkelijk is. Ik kwam zonder familie deze kant op, maar wel samen met een andere Franse speler die een hele goede vriend van mij is geworden. Het was echt een avontuur. Later ontmoette ik mijn vriendin in Griekenland en zijn we samen gaan wonen in Utrecht. Inmiddels zijn we verhuisd naar Rotterdam.”
Dit seizoen was je voor het eerst in vijf jaar helemaal blessurevrij…
“Het heeft me totaal niet verrast dat ik afgelopen seizoen alles gespeeld heb. Ik voel me fitter dan ooit en het moest gewoon een keer een seizoen niet tegenzitten. Ik heb wel veel trappen gekregen en er zijn behoorlijk wat overtredingen tegen me gemaakt, maar ik heb geen pech gehad. Dat je net verkeerd neerkomt. Dat draagt ook bij aan het fijne gevoel dat ik heb. Ik kijk niet terug met het idee dat ik veel geluk heb gehad, maar meer dat ik eindelijk een keer geen ongeluk heb gehad. Mensen die roepen dat ik blessuregevoelig ben, moeten eens kijken wat voor blessures ik gehad heb.”
Zijn je vele blessures ten koste gegaan van je carrière?
“Nou, het heeft in elk geval niet geholpen. Misschien waren de dingen anders gelopen als ik ze niet had gekregen, zo werkt de voetballerij. Ik kijk daar eigenlijk niet echt op terug, want het is nou eenmaal zo gegaan. Ik ben een buitenspeler en iemand die veel incasseert, dus je loopt daarmee kans op blessures. Het is onterecht dat ik de reputatie heb blessuregevoelig te zijn, dat is echt zware onzin. Van een bokser zeg je ook niet dat zijn neus zwak is als hij hem vaak breekt, dat komt doordat hij vaak klappen krijgt. Ik heb mijn knie gebroken in een duel met een keeper. Als ik niet voor die bal ga, gebeurt dat niet en ben ik niet tien maanden uit de roulatie, maar het is onderdeel van mijn spel.”
Zijn clubs als FC Utrecht en ADO Den Haag dan jouw niveau?
“Dat is moeilijk om te zeggen. Ik had het natuurlijk mooi gevonden voor kampioenschappen te gaan. Ik heb ook nooit het gevoel gehad dat ik bij een club mijn plafond bereikt had. Dat je denkt: ‘Poe, dit wordt het voor mij, ik kan niet hoger’. Ik had dat wel graag een keer willen voelen. Dat je bij jezelf merkt en weet: ik kan niet verder. Het houdt me echter niet bezig hoe hoog ik had kunnen spelen of dat mensen me blessuregevoelig noemen. Ik ben hartstikke tevreden. Natuurlijk wil je altijd meer, zelfs op je 33ste, maar ik heb geen spijt van dingen.”
Hoe was het om FC Utrecht te verlaten?
“Het was echt heel moeilijk, een van de lastigste dingen uit mijn leven. Met een brok in de keel heb ik de beslissing genomen en het verteld. In mijn entourage begreep iedereen het wel, maar bij vrienden die supporter van de club zijn, was er soms onbegrip. Over het algemeen zag men het wel aankomen. Ik dacht zelf eigenlijk eerst helemaal niet aan weggaan, maar langzaam groeit zo’n gevoel. Het was uiteindelijk misschien het beste voor zowel FC Utrecht als mijzelf. Voor de club ontstond er ruimte voor iemand anders en ik wilde dingen laten zien die daar misschien niet konden. Hier heb ik een heel ander seizoen gedraaid dan mijn laatste in Utrecht. Dat seizoen was mooi met veel rendement, maar hier was het anders vanaf links met veel vrijheid. Dat vond ik echt fantastisch.”
Als je contract afloopt ben je 35. Is het dan mooi geweest?
“Het liefst niet. Ik zou willen doorgaan tot ik het gevoel heb dat ik geen verschil kan maken, bij voorkeur tot mijn veertigste. Daarna wil ik gaan kijken naar trainersdiploma’s en zien of dat wat voor me is. Ik moet bekijken of ik daar goed in kan zijn en zoiets weet je niet voor je het probeert. Nu bemoei ik me nog niet veel met de jonge jongens en ik zal veel moeten leren, maar het idee van spelers beter maken lijkt me aantrekkelijk.”