‘Ik voelde me wel vreemd bij Oranje, het was zo anders dan bij Feyenoord’
Het Nederlands elftal wordt de laatste tijd bevolkt door flink wat spelers van Feyenoord en dat doet Ulrich van Gobbel goed. De 42-jarige oud-voetballer kwam in zijn jaren bij de Rotterdamse club in totaal acht keer uit voor Oranje en bewaart daar mooie herinneringen aan. Toch zijn die herinneringen dubbel: Van Gobbel had graag méér interlands gespeeld en voelde zich altijd wat vreemd bij de internationals.
De vleugelverdediger van weleer was vertrouwd met zijn teamgenoten bij Feyenoord en moest wennen aan de veranderingen als hij naar Oranje ging. En dat terwijl hij in die jaren zijn gloriedagen kende, memoreert hij in gesprek met OnsOranje. “Met Feyenoord was ik in 1993 kampioen geworden. En ik deed ook mee in de belangrijke kwalificatiewedstrijden tegen Noorwegen en Engeland. Die tegen Noorwegen was uniek.”
“M’n eerste, direct in de basis en dan gelijk zo’n belangrijke. In mijn eigen Kuip”, haalt Van Gobbel naar boven. Als gezegd had hij wel een periode van gewenning nodig. “Ik voelde me wel altijd een beetje vreemd bij Oranje. Het was zo anders dan bij Feyenoord, waar je iedereen wél zo goed kende en waar je aan een woord genoeg had. Misschien kon ik nooit echt laten zien wat ik allemaal kon in een Oranjeshirt”, denkt Van Gobbel.
De oud-prof ziet nu andere Feyenoorders in Oranje: Daryl Janmaat, Joris Mathijsen, Bruno Martins Indi, Stefan de Vrij, Jordy Clasie, Tonny Vilhena en op termijn ook Jean-Paul Boëtius. Al die namen bij het nationale team doen Van Gobbel heel goed, zegt hij. Toch waarschuwt hij ook direct voor teveel lofuitingen richting de jongere generatie. “Laten we nog niet gaan zeggen dat ze de toekomst van het Nederlandse voetbal gaan bepalen.”