Jeugdspeler en -international vluchtte weg bij Ajax: ‘In mijn ogen zeer kwalijk’
Finn Berk besloot afgelopen zomer op 22-jarige leeftijd een punt achter zijn voetbalcarrière te zetten. De centrale verdediger speelde jarenlang in de jeugdopleiding van AZ en deelde daar de kleedkamer met onder anderen Owen Wijndal, Calvin Stengs, Myron Boadu en Peer Koopmeiners. In FaceTimen met Finn spreekt Berk met trainers, zaakwaarnemers, scouts en teamgenoten die hij tijdens zijn carrière heeft leren kennen. Deze week spreekt Berk met Terence Meuwese, die bij Ajax en de Nederlandse jeugdelftallen keepte, maar last kreeg van paniekaanvallen en zijn profcarrière uiteindelijk vroegtijdig beëindigde.
Door Finn Berk
Hoe en waar begon jouw carrière?
“Op jonge leeftijd ben ik begonnen met voetbal. Mijn vriendjes gingen spelen bij een plaatselijke club in de buurt. Onze Gezellen in Haarlem werd mijn eerste club, waar ik startte als keeper. Ik ging altijd met veel plezier naar de trainingen en wedstrijden. Al snel werd ik gescout door toenmalig eerstedivisieclub HFC Haarlem. Het was daar heel gemoedelijk en als spelers konden wij het goed vinden met elkaar. Ik heb daar echt een hele leuke periode gehad.”
Via HFC Haarlem belandde je bij Ajax. Hoe ging dat?
“Nadat HFC Haarlem failliet ging waren we allemaal plotseling clubloos en moesten we op zoek naar een nieuw team. Ik ging naar AFC Amsterdam. Na mijn goede prestaties daar klopte Ajax aan. Dat is natuurlijk een droom voor iedere jongen. De eerste jaren werden we opgehaald met een busje van school. Ik had een grote tas met het Ajax-logo erop. Dat doet wat met je als jong broekie. Veel mensen kijken toch tegen je op. In mijn klas had ik ook bepaalde privileges: ik mocht toetsen later maken en soms bepaalde lessen missen. Het werkt gewoon heel vaak in je voordeel als je Ajax als derde naam hebt, haha!”
Hoe was die periode sportief gezien?
“De eerste jaren waren super. Ik speelde veel en vertegenwoordigde ook de Nederlandse jeugdelftallen. Ik had een paar goede vrienden in het team met wie ik soms nog contact heb, zoals Jurgen Ekkelenkamp en Sven Botman. Met het Nederlands elftal hebben we mooie toernooien gespeeld. Mijn mooiste herinnering is een toernooi in Amerika. We werden toen, als pupillen, behandeld als echte profs. We sliepen in een mooi hotel, de velden waren prachtig en we begonnen onze eerste handtekeningen uit te delen. Het voetballeven beviel mij wel.”
Kreeg je ook te maken met de andere, meer ‘donkere’ kant, van de voetballerij?
“Zeker. Na een paar jaar bij Ajax raakte ik geblesseerd aan mijn lies. Ik lag er ruim een jaar uit, maar bleef iedere dag trouw mijn oefeningen doen om sterker terug te komen. Al snel merkte ik dat er in dat jaar een grote omslag plaatsvond in mijn tijd bij Ajax. De eerste jaren waren gemoedelijk. We waren erg jong en de belangen waren nog niet zo groot. Vanaf dat seizoen werd het anders. De zaakwaarnemers begonnen aan spelers te trekken en de eerste contracten werden uitgedeeld. Kortom, er kwam geld in het spel en dan merk je dat alles en iedereen anders wordt.”
“Ik merkte dit pas toen ik terugkwam van mijn blessure. Ik moest me plots gaan aanpassen aan een wereld waar ik mezelf totaal niet in thuis voelde. Ik moest harder worden en van me af leren bijten. Ik speelde gelukkig wel weer gelijk na mijn blessure, maar na een aantal weken was het opnieuw raak. Ik voelde een stekende pijn in mijn lies. De aanhechting waar mijn lies aan zat was geknapt.”
Wat gebeurde er op dat moment met je?
“Er kwam intens verdriet naar boven. Als voetballer heb je één droom en dat wordt ook iedere dag benadrukt door de trainers. Elke keer als je een foutje maakt, niet scherp of gewoon moe bent nadat je zeven of acht uur op de club bent geweest, hoor je dat van de trainers. Ze geven je iedere dag het gevoel dat je niet goed genoeg bent en dat het beter moet. In mijn ogen zeer kwalijk.”
Wat vind je daar zo schadelijk aan?
“Clubs moeten zich er bewust van zijn dat ze een voorbeeldfunctie hebben en ze de spelers ook deels opvoeden. Ik zag de trainers vaker dan mijn ouders. Na twee jaar moesten alle spelers naar de Ajax-school die op de Toekomst stond. Daardoor werd de reistijd korter voor de spelers. In het begin dacht ik dat dat fijn zou zijn, maar al snel kwam ik erachter dat mijn leven nu echt niks anders meer voorstelde dan voetbal. Ik zag niemand meer: mijn vrienden en de buitenwereld waren afgesloten. Zelfs meisjes zag ik niet meer op school, haha!”
Begon je daardoor ook te twijfelen aan een carrière als prof?
“Door mijn blessure voelde ik dat mijn droom verder uit mijn handen glipte. Ik wist dat ik de status van beste keeper van mijn generatie had, want ik speelde bij Oranje en Ajax verwachtte het hoogst haalbare van mij. Na weer een aantal maanden geblesseerd te zijn geweest merkte ik dat het leven buiten het voetbal ook leuk is. Ik ging steeds meer met tegenzin naar de club. De druk en de verwachtingen die er constant heersten vond ik vreselijk. Ik ging steeds meer twijfelen of ik nog wel door wilde blijven gaan met wat ik het liefste deed, omdat de werkwijze in een jeugdopleiding van een BVO me niet helemaal beviel. Voor mijn gevoel waren het de laatste maandjes. Ik gaf nog een keer alles in de hoop het plezier terug te vinden.”
Wat was uiteindelijk de druppel voor je?
“We speelden De Klassieker tegen Feyenoord op de Toekomst. De trainer besloot mij te laten spelen. Ik maakte twee fouten. Hoe hij vervolgens tekeerging na mijn eerste fout deed veel met mij. Hij schreeuwde over het veld en riep onder meer: ‘Hete aardappelen, Terence verdomme!’ Na de wedstrijd in de kleedkamer werd het er ook niet beter op. De wedstrijd zag ik later terug op Ajax TV en de reacties waren niet misselijk: ‘Wat is dat voor prutser?!’, ‘Heeft Ajax niks beters rondlopen?’ en ‘Wat een klootzak, door hem hebben we verloren!’ Ik schrok ervan dat ik als knulletje van zestien zo werd aangepakt en het feit dat mensen van buitenaf zich druk maakten om mij. Ik heb daar wel een paar nachten slecht van geslapen. Aan het einde van het jaar is besloten door Ajax dat ik weg moest."
Hoe was het afscheid nemen van de voetbalwereld voor jou?
"Na mijn vertrek bij Ajax kreeg ik een belletje van de hoofdjeugdopleiding van FC Groningen. We kenden elkaar van HFC Haarlem en hij woonde daar ook nog. Hij kende mijn verhaal en toen we hebben wat gedronken in de stad. Hij wilde graag dat ik bij FC Groningen zou komen spelen. Ik voelde mij vereerd en had een goed gevoel bij hem. Het voelde als een nieuwe start en ik wilde het toch weer gaan proberen.”
Hoe voelde het om toch weer aan de slag te gaan bij een Eredivisie-club?
“De dag van de contractondertekening was leuk. Mijn ouders, broertje en vriendin waren aanwezig. We kregen een rondleiding door het stadion van FC Groningen en sloten af met het ondertekenen van de papieren. Alles stond klaar, alleen moest mijn krabbel er nog onder. Op het moment dat mijn pen het papier aanraakte voelde ik pure paniek. Ik begon te twijfelen en voelde dat het niet goed zat. Maar op dat moment durfde ik niet meer terug.”
Hoe ging het verder met die gevoelens?
“De eerste weken waren wennen en ik voelde me alleen. Ik was ver van huis en woonde in een gastgezin. Mijn vriendin zag ik niet vaak, maar ik had een droom. Na een aantal weken kreeg ik langzaam weer hetzelfde gevoel als bij Ajax. Ik lag in bed te zweten en kreeg angst om naar de club te gaan. Ik was geïntimideerd door de hoge verwachtingen en bang om op mijn kloten te krijgen. Op een dag was mijn moeder bij mij in Groningen en zag ze dat ik wit wegtrok. Ik ben toen zonder wat te zeggen weggelopen van huis.”
“Ik wist niet eens waarheen. Ik had een paniekaanval. Ik wilde niet meer voetballen, maar durfde dat niet te zeggen. Duizenden andere jongens zouden willen wat ik toen had. Iedereen steunde mij en heeft mij altijd geholpen om mijn droom achterna te gaan. Dat kon ik toch niet zomaar weggooien? Mijn moeder is die dag achter mij aangegaan en heeft een afspraak gemaakt met de staf van FC Groningen. We hebben toen in goed overleg besloten dat we het contract zouden ontbinden. Ik was verlost van de voetbalwereld en van alle stress die het met zich meebracht.”
Hoe gaat het nu met je?
“Ik zit lekker in mijn vel. Ik heb de studie Psychologie afgerond en werk inmiddels in Amsterdam op het Johan Cruijff College als docent. De lessen gaan onder meer over mijn eigen ervaringen met topsport en mentale weerbaarheid. Het is fijn dat ik samen kan wonen met mijn vriendin. Het profvoetbal heb ik definitief afgesloten. Het lijkt me leuk om in de toekomst eens onderzoek te doen naar wat het systeem van een BVO voor invloed heeft op het mentaal welbevinden van jongeren."
Zijn je angstklachten inmiddels verleden tijd?
“Niet helemaal. Je neemt zoiets toch mee de ‘normale’ wereld in. Als voorbeeld: na mijn tijd als voetballer ging ik aan het werk in een belwinkel. Ik moest daar de telefoon opnemen en kreeg tijdens mijn werk weer het negatieve gevoel dat ik koppelde aan mijn tijd bij Ajax. Ik begon te zweten en heb diezelfde dag nog ontslag genomen. De angst en prestatiedruk uit de voetbalwereld nam ik mee naar het ‘normale’ leven. Ik heb toen even niets gedaan en ben met een soort psycholoog aan de slag gegaan. In de toekomst zou ik de voetbalwereld er graag bewust van willen maken welke invloed zij hebben op spelers. Iedere stap is er één.”