Mourinho: ‘Ik hoop dat Rüdiger herstelt van zijn gebroken ribben’
Tottenham Hotspur ging zondagavond voor eigen publiek met 0-2 onderuit tegen Chelsea. Heung-min Son haalde het einde van de wedstrijd niet. De Zuid-Koreaan werd met een directe rode kaart van het veld gestuurd vanwege natrappen jegens Antonio Rüdiger. Tottenham-manager José Mourinho vindt dat de Duitse verdediger zich aanstelde en reageert cynisch op de manier waarop de Chelsea-verdediger naar de grond ging.
Na een duel om de bal viel Son neer en trapte hij na richting Rüdiger, die daarop naar de grond ging. Op advies van de VAR trok scheidsrechter Anthony Taylor een directe rode kaart. Mourinho was het er absoluut niet mee eens en vond dat de arbiter eerder had moeten fluiten vanwege een overtreding op Son. “Als hij niets doet en de scheidsrechter geeft meteen een gele kaart aan Rüdiger, dan krijg je niet zo’n reactie”, aldus Mourinho tegen Sky Sports. “Maar als hij dat niet doet, dan kan je dit soort emotionele reacties krijgen, die de VAR moet analyseren.”
Mourinho vindt dat de arbitrage Son niet van het veld had moeten sturen. “Voetbal is voetbal en de Premier League is Engels voetbal. Wat mij betreft is dit een vreemde rode kaart”, aldus de Portugese trainer, die nog een sneer uitdeelt aan Rüdiger: “Ik hoop dat Rüdiger herstelt van zijn gebroken ribben, want hij zal zeker een paar gebroken ribben hebben opgelopen.” Mourinho laat weten dat hij het liever niet teveel wil hebben over de rode kaart. “Want mijn team heeft verloren en ik moet een compliment uitdelen aan de tegenstander, want zij zijn beter omgegaan met de wedstrijd.”
Tottenham kreeg met name in de eerste helft geen voet aan de grond tegen Chelsea. “In de eerste helft waren zij de beste ploeg”, aldus Mourinho. “We moeten onszelf de schuld geven voor beide tegendoelpunten. We verdedigen niet bij een korte corner en de tweede goal was een penalty. De tweede helft was veel beter, maar toen kwamen we met een man minder te staan. Desondanks reageerden we goed, maar we konden de wedstrijd niet meer naar onze hand zetten.”