Om te overleven zal Bert van Marwijk een list moeten bedenken
Bert van Marwijk beoordeelde iets te eenzijdig de nederlaag tegen Denemarken. Pure pech, mopperde de bondscoach. Hij was de tel kwijt geraakt over al die open kansen. Hij meende dat het elftal best een goede wedstrijd had opgevoerd. Hij kon het verlies niet verkroppen, want dat was volkomen onverdiend en niet eerlijk. Erg zuur allemaal. Van Marwijk spotte weer eens met de waarheid. Het aantal kansen overschreed mogelijk de twintig, maar was de aanval nou werkelijk zo dreigend en gevaarlijk? Had Christian Eriksen eigenlijk niet gelijk met zijn verzuchting dat hij Nederland nog nooit zo ongevaarlijk had meegemaakt?
Hoeveel miraculeuze reddingen moest doelman Stephan Andersen nou precies verrichten? Had hij het zwaarder dan Maarten Stekelenburg? Nee, dus, want heel veel schoten zwaaiden ver en hoog af. En ook het gejammer over het onthouden van een duizend procent strafschop kende een keerzijde. Mark van Bommel kreeg geel waar zijn charge tegen Niki Zimling rood opeiste. Hoe triest ook, de nederlaag tegen Denemarken kwam niet onverwacht. Oranje glijdt al maanden af op een hellend vlak. Het presteerde niet voor het eerst onder de maat, ondanks al het gespeelde onbegrip over zoveel misfortuin. Wie oog heeft voor de feilen in het spel, herkende het patroon van weer een verloren wedstrijd.
De formatie tegen Denemarken week slechts op drie plaatsen af van de elf die in de verlenging van de WK-finale ten onder gingen tegen Spanje. In feite op twee plaatsen, want zonder blessure had Joris Mathijsen gewoon in de verdediging gestaan. In twee jaar werd er nauwelijks ververst: alleen Jetro Willems als linksachter voor de gestopte Giovanni van Bronckhorst en Ibrahim Afellay voor de aan slijtage onderhevige Dirk Kuyt. Van Marwijk wil kennelijk niet inzien dat zijn creatie van 2010 al geruime tijd rafels en scheuren vertoont. De bondscoach is van mening dat de ploeg van toen juist sterker is geworden, zeker in de breedte. Dat is en blijft een foutieve inschatting, met wellicht verstrekkende consequenties. Oranje balanceert al na een duel op de rand van een veel te voortijdige uitschakeling.
Ook tegen het bepaald niet imponerende Denemarken schortte het andermaal aan scherpte in het elftal. Alleen Wesley Sneijder toonde een zichtbare progressie na de oefencampagne. Hij voorzag liefst tienmaal een ploeggenoot van een vrije kans. Dat zou een record zijn op het EK, maar het leverde niets op. Sneijder was ditmaal een uitzondering, al was hij zonder bal vaak ook weer onzichtbaar. En in de tweede helft kwam hij eveneens kracht en adem tekort. In dat opzicht deelde hij in het collectieve gebrek aan topvorm, die tien procent extra boven het normale gemiddelde. Dat brak Nederland uiteindelijk op. Oranje aast op de Europese titel. Die ambitie verwoordt het enthousiast bijna in elk interview. Maar op het veld viel dat niet te bespeuren. Pijn lijden, tot voorbij het uiterste gaan, het team is dat gedurende de kwalificatie kwijt geraakt. Elkaar opfokken, uitdagen en corrigeren; het is onderweg in stilte verloren gegaan.
De spelers beweren dat ze als een vriendenploeg optrekken. Het kan wel zijn, maar die instelling leidt de ploeg steeds dieper een doodlopende weg in. Ze hebben het niet eens door, maar ze spelen al te lang zo samen en merken niet eens dat de chemie is verdroogd en meer en meer afbrokkelt. Alleen al om deze neerwaartse spiraal te doorbreken, had Van Marwijk vanaf eind vorig jaar zijn keurkorps moeten opschudden en wakker schudden. Uit de comfortzone wegtrekken, ingrijpen, maatregelen nemen. Het elftal lijdt al maanden aan zelfoverschatting, een opgeblazen gevoel van genoegzaamheid, en acht zich uiterst voldaan superieur aan de buitenwereld. Opfrissen van de opstelling en de tactiek had wonderen kunnen verrichten. Nu lijkt het te laat om de boel om te gooien. De bondscoach moet toch iets van een list bedenken. Hij kan onmogelijk doorgaan met het vastgelopen systeem en de hopeloos scheef hangende samenstelling. Als hij koppig volhardt in zijn principes en idealen staat Duitsland al met 1-0 voor.
Arjen Robben op rechts lijkt te zeer uitgewerkt. Terug naar de basis, net als tegen Engeland. Robben op links en Robin van Persie op rechts. In geen geval meer in de spits, waar hij zichzelf krampachtig wilde bewijzen en zelfs een keer amateuristisch over de bal heen maaide. Klaas-Jan Huntelaar op de voorplecht, als afmaker. Met Sneijder als spelmaker op de tien. En stoppen met de twee controleurs daarachter. Mark van Bommel hobbelt als international in de richting van zijn pensioen. Schuif hem naar achteren, in het centrum van de defensie. Op de plaats van John Heitinga, die beter als rechtsback kan fungeren, voor Gregory van der Wiel, volstrekt onvoldoende als verdediger. Mogelijk valt Khalid Boulahrouz als linksachter te prefereren boven Jetro Willems, wel erg licht als bewaker van Mesut Özil.
Het is de vraag of Van Marwijk al deze noodzakelijke hervormingen nog aandurft. Het heeft zo weinig zin om te benadrukken dat Oranje stijf staat van het vertrouwen dat het nog allemaal goed komt. Natuurlijk moet hij het juiste voorbeeld geven van een onverbeterlijke optimist, maar twijfels knijpen zijn hart pijnlijk samen. Dankzij de geflatteerde winst op een gelijkwaardig Portugal verkeert Duitsland in de best denkbare uitgangspositie tegen Nederland. De nummer twee van het WK moet aanvallen, gedoseerd maar zal het spel moeten dicteren. En dat zal die Mannschaft beantwoorden met een te vrezen counter-tactiek. Tegen Portugal hanteerde Duitsland min of meer dezelfde stijl. Het logenstrafte de mare dat het zichzelf heeft omgeschoold als een offensieve formatie, zoals vroeger het geroemde totaalvoetbal van Nederland. En woensdag zal het nog verder terugvallen op de reputatie van een afwachtende sluipmoordenaar, loerend op elke omschakeling. Oranje kan alleen maar overleven als het snel als eerste scoort. Anders kan het alvast de terugreis boeken voor maandag 18 juni. De kans daarop lijkt, hoe spijtig ook voor het massale legioen, nauwelijks nog af te zwakken…
LEX MULLER
Sportjournalist sinds mensenheugenis. Schrijft al sinds 1966 over voetbal. Bezocht WK's vanaf 1974. Werkte tot 1994 voor kranten, waaronder twintig jaar bij het Algemeen Dagblad. Switchte daarna naar de televisie, maar legt zich sinds 1 januari 2011 volledig toe op sport op internet.