Berlusconi: ‘Binnen vijf jaar twee keer de finale van de Champions League’
Silvio Berlusconi viert zaterdag een feestje: dan is hij dertig jaar eigenaar van AC Milan. In een interview met La Gazzetta dello Sport blikt de ex-premier van Italië alvast terug en vooruit. De Italiaanse grootmacht loopt de laatste jaren achter de feiten aan, maar volgens Berlusconi is dat niet iets om bezorgd over te zijn. De flamboyante preses wil i Rossoneri terugbrengen aan de absolute wereldtop.
“Het waren dertig magische jaren”, aldus Berlusconi over zijn tijd in Milaan. “We hebben meer dan wie dan ook gewonnen en we hebben 363 miljoen fans over de hele wereld. De afgelopen dertig jaar hebben we meer dan 1,2 miljard euro geïnvesteerd in AC Milan.” Met een geschat vermogen van zes miljard euro is Berlusconi een van de rijkste mensen van Italië, maar zelf lijkt hij niet van plan al zijn geld aan de club uit te geven.
“In de moderne voetballerij zijn tegenwoordig mensen actief die een ongelimiteerde hoeveelheid geld hebben. Het is moeilijk om op het allerhoogste niveau actief te blijven. Daarom zoeken we ook naar nieuw kapitaal: er zijn onderhandelingen gaande en we verwachten het af te kunnen ronden. Of ik de rest van mijn leven eigenaar van AC Milan blijf? Laten we kijken hoe het de komende dertig jaar gaat, daarna neem ik wel een beslissing”, grapt de 79-jarige ondernemer en politicus.
AC Milan heeft het al jaren moeilijk, maar dat is volgens Berlusconi helemaal niet vreemd. “Toen ik kwam speelde de club twee jaar in de Serie B en werd het in de Serie A veertiende, zesde en vijfde. Dat we tegenwoordig zesde staan, is nieuws. Het voelt raar voor de fans, want de afgelopen dertig jaar zijn we twintig keer in de top drie geëindigd. AC Milan staat gelijk aan succes en ik wil herhalen dat we 363 miljoen fans hebben. We werken aan een nieuwe cyclus van succes, met toptalenten en spelers van wereldklasse. Ik heb al acht keer de finale van de Champions League bereikt, binnen vijf jaar moeten we nog eens twee keer de finale gehaald hebben. Dan staan we op tien.”