Hoe kleine Wimpie stiekem toch een heel grote Feyenoorder werd | Win het boek ‘Cultspelers van Feyenoord’
Feyenoord is misschien wel de grootste cultclub van Nederland. Op weinig plekken worden spelers zo op handen gedragen als in De Kuip. Graziano Pellè, József Kiprich en Chris Gyan hebben ogenschijnlijk niets met elkaar gemeen, maar alle drie slaagden zij er op eigen wijze in om de harten van het Legioen te veroveren. In het boek Cultspelers van Feyenoord schetst Sander Grasman vijftig portretten van de volksclub en haar geschiedenis. Exclusief op Voetbalzone lees je het portret van ‘Kleine Wim’ Jansen, jarenlang Mister Feyenoord.
Door Sander Grasman
Met een serieus gezicht schoof de dokter zijn stoel naar achteren en nam plaats tegenover moeder Jansen en zoonlief Wim. Dat de beste man geen goed nieuws mee te delen had, lag er dik bovenop. ‘De knie van Wim is verzwakt,’ stak hij van wal. ‘En ik denk dat het beter is als hij per direct stopt met voetballen.’
De dertienjarige Wimpie had nog nooit last van het gewricht gehad, maar wie was hij om tegen het advies van een arts in te gaan? Zelfs als dat het einde betekende van zijn droom om in de voetsporen van zijn idool Coen Moulijn te treden.
Hoewel zijn wieg in het noorden van de stad stond en hij om de hoek naar Xerxes of iets verderop naar Sparta of Excelsior kon, wilde de jonge Jansen maar naar één club: Feyenoord. De club waar hij aan de hand van zijn oom naartoe ging, waar hij betoverd werd door dat hartstochtelijke Legioen en die frêle linksbuiten.
Af en toe kwam Moulijn nog kijken naar de jonge voetballertjes die op zijn oude trapveldje in de doodlopende Bloklandstraat tegen een balletje trapten. Een van hen, de kleinste van allemaal, viel hem meteen op. Als dat mannetje nog wat groeit, kan-ie een heel grote worden, dacht de Feyenoord-vedette bij zichzelf. Hij weet dan niet dat die jongen niet lang daarvoor van zijn dokter gehoord heeft dat hij nooit meer mag voetballen.
Dat doet Wim dus ook niet. Hij zegt zijn lidmaatschap bij Feyenoord op, maar op straat kan hij het toch niet laten. Het is wat hij altijd gedaan heeft.
Voor iemand die later bekend zou worden om zijn scherpe geest, had de jonge Wim weinig talent voor in de klas zitten. Liever voetbalde hij buiten met vriendjes uit de buurt en als die er eens niet waren, omdat zij wel in de schoolbanken zaten of naar de kerk gingen, schoot Wimpie de bal eindeloos tegen een lantaarnpaal, telkens zo precies gemikt dat hij de bal weer terug kreeg in zijn voeten; ijver die terug was te zien in zijn latere combinaties met Coentje, Grote Wim of Johan Cruijff in Oranje.
Want Wim zou weer mogen voetballen. Een jaar na die eerste diagnose was er plots niks meer terug te zien van die slijtage en trok diezelfde arts zijn advies in. De kleine middenvelder keerde terug bij zijn oude club om daar de volgende vijftien jaar niet meer weg te gaan.
Hij had er de lange reis naar de training moeiteloos voor over. In de lente en zomer, als het weer zacht en droog was, kon hij op de fiets de 7 kilometer naar Varkenoord afleggen, maar in de andere jaargetijden was het een hele onderneming. Dan moest hij vanuit school snel naar huis om zijn schooltas in te wisselen voor een voetbaltas, die zijn moeder alvast had klaargezet, en dan in de Zaagmolenstraat lijn 10 pakken richting station Blaak, waar hij zowel tram 4 als 12 kon nemen naar het Varkenoordse viaduct, vanaf waar het nog een klein stukje lopen was. Het kostte hem elke keer ruim een uur heen en een uur terug. Hij deed het met liefde.
‘Jansen probeert een schot en… Over! Oooo! Of zit-ie d’rin? Nee toch? Zit erin… Hij zit erin! Ik dacht dat-ie over zeilde, maar hij dook in de hoek en Cudicini staat daar verslagen in het doel…’ Wat hij net gezien had, tartte zelfs de verbeelding van de tot stotteren gebrachte spraakwaterval Theo Koomen, toch een commentator die bij uitstek bekend stond om zijn creatieve verslaggeving. Op het moment suprême, een tweeluik tegen de Italiaanse voetbalroyalty van Milan, stapte de verlegen Jansen met de ouderwetse slag in het rossig blonde haar uit de door hem zo gekoesterde schaduw.
Een week eerder oogstte hij al internationale lof door hun Ragazzo d’Oro (Golden Boy red.), Gianni Rivera, letterlijk uit de wedstrijd te spelen – Happel had hem vooraf de eenwoordige instructie ‘Rivera’ meegegeven en die had hij trouw opgevolgd, waarna de Italiaanse sterspeler zich in San Siro al voor het rustsignaal gedesillusioneerd liet wisselen – en nu opende Jansen in de eigen Kuip de score met een voorzet die pardoes over het hoofd van Cudicini het doel in zwabberde.
Jansen was als een donkere hemel: zelden bezongen, maar zonder hem zouden de sterren minder schitteren. Meestal werd hij pas opgemerkt als hij er niet was, maar in dit tweeluik tegen de Italianen steeg hij niet alleen boven zichzelf, maar boven iedereen uit.
Als laatste van de Europacup-winnaars en na meer dan vierhonderd wedstrijden verspreid over vijftien seizoenen, drie gewonnen landstitels, een KNVB-beker, een Europacup II, een Europacup I en een Wereldbeker vertrok Mister Feyenoord in 1980 bij Feyenoord. In het Het Vrije Volk werd destijds het ongeloof van Het Legioen over het vertrek van hun kind van de club treffend verwoord: "Wimpie Jansen weg bij Feyenoord. Nog steeds zijn er mensen die het nieuws niet geloven. Dat is toch godsonmogelijk? Die twee horen bij elkaar. Wimpie is Feyenoord en Feyenoord is Wimpie."
Jansen nam op 2 maart van dat jaar op karakteristiek anonieme stijl afscheid. Toen hij zich tijdens een kansloze 0-4-nederlaag tegen Excelsior in een halfvolle Kuip na een uurtje spelen liet vervangen, was hij al in de spelerstunnel voordat het publiek goed en wel doorhad dat hij eruit was.
De middenvelder vertrok dus echt. Aanvankelijk naar de Washington Diplomats, waar hij teamgenoot werd van Johan Cruijff, maar al snel wilde hij terug naar Nederland en het liefst naar Feyenoord. Maar in Rotterdam twijfelde men. En men twijfelde zo lang dat Jansen zijn heil ergens anders zocht én vond, namelijk bij het Ajax van zijn oude Oranje- en Diplomats-maatje Cruijff.
‘Voetbal is simpel, maar het moeilijkste wat er is, is simpel voetballen.’ Het is misschien wel Cruijffs belangrijkste adagium en mogelijk dé reden dat hij zo dol was op Wim Jansen. De Feyenoord-middenvelder was namelijk een meester van simpel (ogend) voetbal. Alles wat hij deed, elke combinatie die hij aanging, leek eenvoudig, maar dat was zeker niet altijd het geval. "Ik ben niet geboren als balvirtuoos", zei Jansen daar zelf over. "Ik ben geboren met de passing."
En zo keert Jansen dus verrassend snel terug in De Kuip, maar deze keer in het shirt van de gehate rivaal. Hij gaat nota bene zijn debuut voor de Amsterdammers maken in het stadion waar hij zo vaak toegezongen werd door Het Legioen. Dat niet iedereen even blij is met deze terugkeer blijkt al tijdens de warming-up. "Meer dan ooit stond het prestigeduel in het teken van de haat", zou Cees van Nieuwenhuizen de volgende dag schrijven in Het Parool en bij een twaalfjarige jongen werd die haat in daad omgezet. In afwachting van de tegenstanders had hij minutenlang de zachte sneeuw samengeperst tot een ijsbal, en met naar eigen zeggen meer geluk dan wijsheid slingerde hij het ondertussen kiezelharde projectiel richting de spelerstunnel, waar Jansen vol op zijn oog getroffen werd. Nog voor hij een bal – dat wil zeggen, eentje die niet uit ijs bestond – geraakt had, zat Jansens eerste Klassieker als Ajacied er alweer op.
In 1991 keerde de verloren zoon terug bij zijn jeugdliefde. Als de club in financiële nood verkeert, het experiment met de onervaren trainer Pim Verbeek en diens archaïsche supervisor Gunder Bengtsson hopeloos mislukt is, mag kleine Willem de meubelen komen redden in Rotterdam-Zuid. Het eerste wat hij deed, was een solide organisatie neerzetten met betrouwbare verdedigers als John de Wolf, Henk Fraser, Ruud Heus en Ulrich van Gobbel en de creatieve en aanvallende impulsen over te laten aan de enkeling die dat kon.
Het bracht meteen succes. Nadat niet lang daarvoor in competitieverband PSV met 6-0 te sterk was gebleken, werden de Eindhovenaren in de beker in eigen huis verrast door het nieuwe Feyenoord. Jószef Kiprich zette de doorgelopen Fraser met een slim steekballetje voor Van Breukelen, die moeiteloos omspeeld werd door de Feyenoorder en de verdediger rondde vervolgens keurig af. Een paar maanden later won de club haar eerste trofee in zeven lange jaren.
Met het bekersucces dwong Feyenoord Europees voetbal af, waarmee een financiële ondergang werd voorkomen. Iets meer dan tien jaar na zijn verhitte terugkeer als rivaal was Wim Jansen weer terug, ditmaal als de grote redder. Toch lonkte de schaduw alweer. Kleine Wim schoof door naar de rol van technisch directeur, terwijl ‘grote Wim’ van Hanegem hem opvolgde als trainer. Ondanks het feit dat de samenwerking in eerste instantie succesvol was en de club voor de tweede keer in bijna twintig jaar kampioen werd, was deze geen lang leven beschoren. Jansen stoorde zich aan de inmenging van voorzitter Jorien van den Herik en voelde zich niet gesteund door zijn oude vriend Van Hanegem. Andermaal trok hij de deur van De Kuip achter zich dicht.
Maar de liefde voor de club was sterker dan hijzelf en geen van haar lokroepen kon hij ooit weerstaan. Tot alzheimer het hem onmogelijk maakte, bleef hij het grote brein achter Varkenoord en profiteerden vele jonge en minder jonge jeugdtrainers gretig van zijn kennis en kunde. Door de ziekte ging zijn ooit zo scherpe verstand echter hard achteruit. "Ik ben Wim Jansen niet meer' herhaalde hij in die tijd vaak", zou zijn zoon later vertellen in een openhartig interview met het Algemeen Dagblad over de laatste periode van zijn vaders leven. Het was Wims grootste angst om niet meer te weten wie hijzelf of zijn kinderen waren, en om dat voor te zijn liet Mister Feyenoord op 25 januari 2022 euthanasie verlenen. Hij werd 75 jaar oud.
Wil je meer portretten van Cultspelers van Feyenoord lezen, bestel het boek dan hier!
Kans maken om een exemplaar van het boek te winnen? Laat dan in de reacties weten wie jouw favoriete cultspeler is en waarom. Auteur Sander Grasman kiest eind deze week een winnaar uit.